Het was deze week ruim negen uur in de avond toen een vrouw in mijn zetel in de praktijk zei: “op pijn na verlies staat geen houdbaarheidsdatum”. Ik zei: “daar schrijf ik nog eens een column over!”. Want gelijk heeft ze.
In onze hypermoderne maatschappij, waarin snelheid en efficiëntie de boventoon voeren, lijkt zelfs rouw sinds meerdere jaren een deadline te hebben gekregen. We worden geacht door te gaan, het leven weer op te pakken, ons verdriet netjes op te bergen in een of andere hoekje. Maar dat is niet hoe het werkt. Niet voor vrouwen, niet voor moeders, en eerlijk gezegd, voor niemand.
Als psychoanalytisch psychotherapeut kom ik dagelijks in aanraking met vrouwen die worstelen met het idee dat hun verdriet niet snel genoeg "over" is. Ze vragen zich soms af waarom ze nog steeds pijn voelen, waarom de leegte nog steeds zo intens is, maanden of zelfs jaren na een verlies. De samenleving fluistert in vele gevallen in hun oor dat het nu wel genoeg is geweest, dat het tijd is om verder te gaan, maar hun hart fluistert een ander verhaal.
Verdriet is geen lineair proces. Het is geen project dat je kunt plannen, voltooien en dan afvinken op je to-dolijst. Het heeft geen vaste vorm, geen eindpunt. Verdriet is grillig, het kan sluimeren, zich even terugtrekken, en dan op een onverwacht moment weer in volle kracht terugkeren. Een geur, een liedje, een onverwachte ontmoeting – het kan je ineens weer overvallen, zelfs jaren later.
In onze gesprekken probeer ik mijn cliënten te laten inzien dat hun verdriet geen vijand is die bestreden moet worden, maar een deel van hun leven dat gekoesterd mag worden. Verdriet is vaak een teken van liefde, een echo van wat eens was, een bevestiging dat het verlies betekenis had. Het is de prijs die we betalen voor het vermogen om diep te voelen en lief te hebben.
Maar soms kan verdriet zich vastzetten, als een zware mist die nooit meer optrekt. Er is een verschil tussen verdriet dat leeft en verdriet dat ons leven stillegt. Voor moeders die hun kind verloren hebben, voor vrouwen die nooit erkend zijn door hun moeder en zoveel andere pijn kan het verdriet altijd een deel van hen blijven, en dat is begrijpelijk. Toch gebeurt het dat dit verdriet niet langer een manier is om te herinneren, maar het van een andere orde is; dat men ermee samenvalt en er niet losgekoppeld van geraakt. In die gevallen is het belangrijk om voorzichtig grenzen te stellen. Het gaat er niet om het verdriet te ontkennen of weg te duwen, maar om te voorkomen dat het allesoverheersend wordt.
In mijn zetel zie ik hoe het vinden van deze balans vaak een bevrijding teweegbrengt. De druk om "verder te gaan" maakt plaats voor de ruimte om te rouwen en oplossingen te zoeken op hun eigen tempo. Maar soms is het ook nodig om samen te kijken naar hoe we kunnen voorkomen dat het verdriet ons hele leven gaat beheersen. Verdriet mag blijven, zolang het nodig is, maar het moet ons niet verlammen. Het hoeft niet weggestopt, verkleind of ontkend te worden, maar het mag ook niet eindeloos alle ruimte innemen die leven in weg staat.
We moeten onszelf toestaan om te rouwen zonder de blik op de klok, maar ook zonder ons oneindig te verliezen in dat verdriet. Het is geen teken van zwakte om te blijven rouwen; het is een teken van menselijkheid. Maar het is ook moedig om op een gegeven moment te zeggen: "Nu is het tijd om een manier te zoeken waardoor ik niet langer verdrink en verder kan leven." In een maatschappij die snelheid en succes verheerlijkt, is het dapper om stil te staan, om te voelen, maar ook om te erkennen dat we soms hulp nodig hebben om niet vast te komen zitten.
Op verdriet na verlies staat geen houdbaarheidsdatum, en dat is goed zo. Iedereen staat bij verlies voor de taak om een manier te vinden om het te dragen.
Commenti