top of page
Foto van schrijverRebekka Rogiest

Waarom we allemaal vastlopen op wat ontbreekt

Bijgewerkt op: 6 dagen geleden

Het ziet er allemaal netjes uit, maar in de diepte woekert er van alles.

Veel mensen geloven dat we psychisch allemaal op dezelfde manier in elkaar zitten. Alsof we draaien op een universeel systeem, dat alleen afwijkt als je bijvoorbeeld een duidelijke diagnose hebt, zoals autisme. Maar dat is niet zo. De manier waarop we verlangens, angsten en relaties organiseren, verschilt fundamenteel van persoon tot persoon. Dat heeft alles te maken met hoe we ‘verknoopt’ zijn – een term die verwijst naar de specifieke structuur van iemands psyche. Deze column maakt deel uit van een drie-plus-één luik waarin ik dieper inga op wat bekendstaat als de structuurkliniek binnen de Lacaniaanse psychoanalyse; het oriënterend kader voor het werk dat ik doe met de mensen in mijn praktijk. De onderwerpen die ik bespreek, kunnen wat minder toegankelijk zijn dan gebruikelijk, maar ik probeer ze helder en praktisch te maken aan de hand van herkenbare voorbeelden uit het dagelijks leven. Neem je tijd om erin te duiken – het is misschien niet altijd eenvoudig, maar het biedt waardevolle inzichten.

De specifieke structuur van iemands psyche ontstaat niet zomaar. Een sleutelbegrip hierin is het tekort. Het leven zit vol met dingen die we missen: liefde, zekerheid, erkenning, of gewoon rust in ons hoofd.


Dat tekort drijft ons, motiveert ons, maar confronteert ons ook met grenzen.

Hoe we met dit tekort omgaan, verschilt enorm. Voor sommigen is het tekort een onrustige schaduw die ze wegduwen of negeren. Voor anderen is het een zwart gat dat hun hele bestaan lijkt te bepalen. Het tekort is altijd aanwezig – maar wat we ermee doen, maakt het verschil.

In de psychoanalyse spreken we van verschillende manieren waarop mensen omgaan met dat tekort. Deze manieren noemen we structuren. Vandaag bespreken we een van die structuren: de manier waarop mensen proberen om te gaan met dat gevoel van missen, zonder dat ze het tekort helemaal willen toelaten. Dit staat bekend als neurose, of – eenvoudiger gezegd – het gewone lijden. "Tout le monde est fou", zei Lacan, "Er is met iedereen wel wat", na het lezen van de vierder column zal je moeten erkennen dat dit werkelijk klopt.

Het tekort en de moeder die alles perfect wil

Sofie, een moeder van drie kinderen, is elke avond bezig haar huis helemaal aan kant te maken. Alles moet opgeruimd zijn, de keuken blinkend schoon, speelgoed uit het zicht. De klinken in huis worden elke avond overal ontsmet. Het moét gebeuren. Dit terwijl haar man chronisch ziek is en zij al meer dan genoeg om handen heeft. Maar Sofie kan het niet loslaten. Het idee dat er ergens chaos is, maakt haar onrustig en gespannen. En dat is niet zomaar: op 10-jarige leeftijd verloor ze haar eigen moeder plotseling aan een hartaanval en werd ze ondergebracht bij familie. De dood van haar moeder bracht haar wereld in een ongekende wanorde.

Sofie’s drang om haar huis onder controle te houden, lijkt misschien overdreven of perfectionistisch. Maar in werkelijkheid is het een manier om een gevoel van veiligheid te creëren in een wereld die ooit volledig instortte. Haar klacht vertelt iets over haar manier van omgaan met het tekort – een tekort dat diep verbonden is met het verlies van haar moeder.


De hysterische moeder: altijd twijfelen of je wel goed genoeg bent

Anna, een jonge moeder van twee, worstelt met een ander soort onzekerheid. Waar Sofie de controle zoekt in haar omgeving, vraagt Anna zich constant af of zij wel goed genoeg is. Ze kan niet stoppen met zichzelf te vergelijken met andere moeders. De ene dag is ze overtuigd dat haar kinderen tekortkomen omdat ze geen biologisch eten serveert, de volgende dag twijfelt ze of ze wel een goede partner is. Op het schoolplein zoekt ze constant bevestiging van de andere ouders: “Ik snap niet hoe jullie dat allemaal zo makkelijk doen, ik vind het echt zwaar.”

Anna’s vraag naar erkenning is typisch voor hysterie. Ze zoekt naar een antwoord, naar een blik van buitenaf die haar bevestigt dat ze het goed doet, dat ze gezien wordt. Maar dat antwoord komt nooit echt. Zelfs als iemand zegt dat ze een geweldige moeder is, blijft de twijfel knagen. Want wat Anna werkelijk zoekt, is een erkenning die het tekort – dat ongrijpbare gevoel van missen – volledig zou kunnen vullen. Maar zo’n antwoord bestaat niet.

Een eetstoornis: het tekort letterlijk wegwerken

Een ander voorbeeld is Sarah, een jonge vrouw die sinds haar tienerjaren worstelt met een eetstoornis. Voor Sarah draait het allemaal om controle: controle over haar gewicht, over wat ze eet, over haar lichaam. Ze voelt zich vaak te veel, alsof haar aanwezigheid een last is. Haar eetstoornis is een poging om haar tekort – dat gevoel dat ze ergens niet voldoet – letterlijk kleiner te maken.

Sarah’s klachten zijn een neurotische strategie om met haar tekort om te gaan. Ze wil er niet naar kijken, het tekort mag er niet zijn. Door haar focus volledig te leggen op haar lichaam en eten, probeert ze de pijn van dat tekort te verdringen. Maar zoals bij elke neurotische klacht, komt het tekort steeds terug, hoe hard ze ook probeert het te ontkennen. Een fobie: het tekort afbakenen door angst

Farah, een jonge vrouw, heeft al jarenlang een intense angst voor liften. Waar ze ook gaat, checkt ze eerst of er geen trappen ook in de buurt zijn. Als er toch geen zijn, verstijft ze, haar hartslag versnelt en gaat terug naar huis. Deze angst lijkt misschien irrationeel – ze heeft immers nooit een nare ervaring met liften gehad – maar haar fobie vertelt iets over hoe ze omgaat met het tekort.

In mijn zetel houd ik me niet bezig met hoe ik Farah kan helpen om minder bang te zijn voor liften. Het gaat er niet om de angst weg te nemen, maar om te luisteren naar wat deze angst probeert te vertellen. Een fobie is nooit zomaar een irrationele angst voor een extern object – het is een manier om een grens te stellen aan datgene wat in werkelijkheid te beangstigend is om rechtstreeks onder ogen te zien. In plaats van geconfronteerd te worden met een onbenoembaar tekort, richt Farah haar angst op een lift . Zoals bij Kleine Hans, die bang was voor paarden, is de fobie een poging om iets dat niet in taal te vatten is hanteerbaar te maken door het aan een extern object te koppelen.

De fobie functioneert als een grens: het bakent iets af dat te beangstigend is om rechtstreeks onder ogen te zien. Maar de vraag blijft: waar gaat die angst werkelijk over? Welk onbenoembaar gevoel, welke onbenoembare gebeurtenis probeert Farah te ontwijken? In mijn vakgebied stellen we deze vragen om te ontdekken welke betekenis achter de angst schuilgaat.

De neuroticus en zijn verhouding tot de Ander, de Taal en het Lichaam

De neuroticus leeft voortdurend in verhouding tot de Ander – diegene van wie hij erkenning zoekt, maar die hem tegelijkertijd confronteert met zijn tekort. De Ander kan een ouderfiguur zijn, een partner, of zelfs de samenleving als geheel. Het verlangen van de neuroticus is nauw verweven met wat hij denkt dat de Ander van hem wil. Dit leidt tot voortdurende twijfel: “Ben ik goed genoeg? Voldoen mijn keuzes aan de verwachtingen van de Ander?”

De verhouding tot de Taal speelt hierin een centrale rol. De neuroticus probeert zijn tekort te bedekken door woorden en betekenissen, maar taal is nooit volledig sluitend. Er blijft altijd iets dat niet benoemd kan worden, een leegte die zich opdringt. Dit leidt tot eindeloos piekeren en herhalen, omdat de neuroticus hoopt dat er ergens een antwoord is dat het tekort kan vullen – maar dat antwoord komt nooit.

Ook het lichaam speelt een belangrijke rol in de neurotische structuur. Bij klachten zoals eetstoornissen, fobieën of dwangmatigheden zien we dat het lichaam vaak de plaats wordt waar het tekort zich manifesteert. Het lichaam wordt gebruikt om controle te zoeken, om iets te verdringen of om erkenning te krijgen. Maar het lichaam spreekt een taal die de neuroticus niet altijd begrijpt – het uit zich in symptomen die hem confronteren met wat hij probeert weg te duwen.

De neuroticus probeert voortdurend betekenis te geven aan zijn klachten en gedrag. Hij zoekt naar verklaringen in de hoop dat hij daarmee zijn tekort kan beheersen. Maar psychoanalyse leert ons dat het tekort nooit helemaal opgevuld kan worden. Het is juist door deze spanning – tussen verlangen en tekort, tussen wat gezegd kan worden en wat altijd buiten taal blijft – dat de neuroticus zichzelf vormt.


Wat doet psychoanalyse?

In veel therapieën ligt de focus op het bestrijden van klachten. Sofie zou bijvoorbeeld leren hoe ze haar perfectionisme kan loslaten, Anna zou werken aan haar zelfbeeld , Sarah zou hulp krijgen om haar eetpatroon te normaliseren en Farah zou anders leren denken, eerst kijken naar liften, dan samen met iemand naar een lift gaan, samen een lift proberen nemen en ademhalingstechnieken en andere aangeleerd krijgen. In mijn vakgebied van de psychoanalyse kijken we verder. We luisteren naar wat die klachten ons proberen te vertellen. Want klachten zijn meer dan alleen obstakels. Ze zijn sporen van een onbewuste worsteling met dat tekort. Achter elke klacht schuilt een verhaal.

Bij Sofie gaat het niet alleen om het opruimen, maar om wat het voor haar betekent. Het is haar manier om een gevoel van controle te hebben over een leven dat haar ooit totaal uit handen werd geslagen. Bij Anna is het zoeken naar bevestiging niet zomaar een onzekerheid, maar een manier om te proberen het tekort – dat wat nooit helemaal gevuld kan worden – iets minder pijnlijk te maken, bij Sarah gaat het niet alleen om eten, maar om wat dat verlangen naar controle haar probeert te vertellen over haar verhouding tot zichzelf en bij Farah ging het uiteindelijk over het zich "left" voelen door haar Engelstalige grootmoeder waar ze een nauwe band mee had en die heel plots en onvoorzien kwam te overlijden. Door hierover te praten, kunnen deze vrouwen een nieuwe verhouding vinden tot hun klachten. Misschien verdwijnen ze helemaal, misschien worden ze heel draaglijk. In elk geval kunnen ze leren ermee om te gaan zonder dat het hun leven blijft beheersen.

Wat kunnen we leren?

In de geestelijke gezondheidszorg wordt vaak gedacht in hokjes: angststoornissen hier, persoonlijkheidsstoornissen daar. Maar klachten vertellen ons iets wat veel dieper gaat dan een label. Ze laten zien hoe iemand probeert te leven met wat hij mist, en hoe die strijd onderdeel is van zijn structuur.

De neuroticus weet – vaak beter dan hij zelf doorheeft – dat het leven geen pasklare antwoorden heeft. Zijn klachten, hoe zwaar ze soms ook wegen, zijn niet zomaar een defect. Ze zijn een spiegel van zijn of haar verlangen, en van dat wat hij nooit helemaal zal krijgen. Misschien moeten we daarom minder hard proberen om klachten op te lossen, en meer leren luisteren naar wat ze ons te vertellen hebben.

Luisteren naar wat klachten ons te vertellen hebben.

Deze manier van kijken is wat psychoanalyse onderscheidt van veel andere therapieën. Niet alleen vragen: “Hoe lossen we het probleem op?” Maar ook: “Wat vertelt dit probleem over wie je bent?”; en dat is exact waarom dit voor mij het enige kader is dat voor mij werkt.

6 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page